Kennisbank

Onderpresteren

Mijn kind laat niet meer echt zien wat het allemaal kan. Volgens mij is hij flink aan het onderpresteren. Wat moet ik nu doen?

Soorten onderpresteerders

Veel hoogbegaafde kinderen en jongeren zijn echte onderpresteerders. Je kunt hen indelen in twee groepen: absolute onderpresteerders. Zij presteren minderen dan de voor de groep geldende norm. Veel jongens behoren tot deze categorie. En er zijn de relatieve onderpresteerders: zij presteren wel boven de norm maar ver onder wat ze zouden kunnen. Onder hen zijn veel meisjes.

Oorzaken van onderpresteren

Onderpresteren is niet een probleem dat je even snel en makkelijk kunt oplossen. Vaak begint het onderpresteren al heel jong. Hoogbegaafden zijn gewend om zich aan te passen aan hun omgeving en dit kan een patroon worden, dat je niet zo gemakkelijk doorbreekt. Een belangrijke oorzaak van onderpresteren is het gebrek aan faalervaringen en het lange tijd werken op een te laag niveau. Hierdoor ontwikkelt het kind geen doorzettingsvermogen of raakt in paniek als iets niet in één keer goed gaat.

Kenmerken van onderpresteerders

Een aantal kenmerken van onderpresteerders zijn:

  • geen zelfdiscipline: ze zijn moeilijk aan het werk te krijgen, maar vinden het ook lastig om een taak vol te houden. Dit speelt niet alleen een rol bij huiswerk maken, maar bijv. ook bij de invulling van hun vrije tijd.
  • externe locus of control: ze nemen geen verantwoordelijkheid voor eigen gedrag, maar zien slechte resultaten vaak als een speling van het noodlot.
  • afhankelijkheid in hun werk: er moet toezicht zijn om hun werk productief te laten zijn. Doordat ze anderen beslissingen laten nemen, leren ze niet de taak zelf op zich te nemen en houden ze hun afhankelijkheid in stand.
  • liegen tegen zichzelf en anderen: het begint vaak met het verzwijgen van resultaten op school maar kan al gauw een heel web van leugens worden, waarin ze verstrikt raken.
  • geen inzicht en zelfkennis: ze vinden het lastig om uit te leggen waar ze goed in zijn, op welke manier ze het beste leren of hoe ze gemotiveerd kunnen worden.

Wat werkt niet?

De volgende zaken worden vaak ingezet bij onderpresteren, maar helpen nauwelijks:

  • Logica: uitleggen hoe en waarom het werk gedaan moet worden, is weinig zinvol omdat de onderpresteerder geen link legt tussen begrip en handelen. De blokkade ligt juist in het handelen zelf.
  • Omkopen: welke beloning er ook in het vooruitzicht wordt gesteld, de onderpresteerder zal altijd proberen de waarde van de beloning voor zichzelf uit te hollen. Hij heeft altijd wel een goede reden om niet aan de slag te gaan. Bovendien doet deze methode geen beroep op de intrinsieke motivatie.
  • Alleen studievaardigheden trainen: op zich niet verkeerd, maar vaak heeft het een tijdelijk succes. De onderpresteerders zijn erg afhankelijk en presteren dat tijdelijk goed in een kleine groep waarin de training wordt aangeboden. Op school gaan ze dan weer onder in de groep.
  • Wie zijn billen brandt… Straffen en maatregelen nemen heeft weinig effect door de externe locus of control.

Wat werkt wel?

Bij kinderen in het basisonderwijs kan versnellen vaak een tijdelijk positief effect hebben. Het kind wordt weer geprikkeld en gaat vaak weer aan de slag, nu het niveau van de stof beter past bij zijn capaciteiten. Daarnaast is het van groot belang dat herhalingsstof zoveel mogelijk wordt vermeden en het kind de overige tijd verrijkingsstof krijgt aangeboden.

Ook in het voortgezet onderwijs kan het doen van 2 jaar in 1 jaar een oplossing bieden, als het kind onderpresteert doordat hij te weinig uitdaging heeft op school. Een plusgroep of extra project kan ook erg motiverend werken. Heel belangrijk is de samenwerking tussen school en de ouders. Probeer gezamenlijk tot een plan te komen, waarbij het kind aan een duidelijk einddoel werkt, bv. het VWO-diploma halen. Let erop dat het kind zelf achter dit doel moet staan! Naast het vaststellen van het einddoel is het ook van belang dat er in het plan deelstappen worden geformuleerd die leiden tot dit einddoel. Deze doelen hoeven niet altijd over resultaten te gaan. Het kan ook een doel zijn om je planning te halen of je agenda in te vullen. Op school kan een coach heel zinvol zijn: die kan elke week de voortgang met het kind bespreken en dit terugkoppelen naar de ouders. Voor zowel de ouders als de coach is het van groot belang dat zij steeds weer op zoek gaan naar positieve uitgangspunten. Dat is niet gemakkelijk, maar toch is dit één van de belangrijkste zaken om tot uiteindelijk gedragsverandering te kunnen komen. Daarbij moet de focus liggen op de waardering van de poging, meer dan het resultaat zelf. Laat merken dat uw vooruitgang verwacht, geen perfectie. Als u aan het kind laat merken dat u vertrouwen in hem hebt, zal het kind ook weer steeds meer in zichzelf gaan geloven. Want dat zelfvertrouwen is iets dat meestal ontbreekt bij onderpresteerders!

Zie ook de boekrecensie van ‘Onderpresteren op de basisschool en Jij kan beter! Als je kind een onderpresteerder is.‘ en artikel ‘Onderpresteren bij kleuters